Ach, mijn lieve, wonderschone vlinder,
je sterke vleugels strelen de ijskristallen
op de donkere, overmoedige elzenproppen,
je bent niet alleen, geelzwarte mezen roepen
vanuit elk hoekje in de tuin de lente aan, brutaal
negeren ze het hoge miauwen van een jonge buizerd,
ach, mijn lieve, wonderschone, vlinder,
de herfst kleurde boom en blad…
Soms, gaat midden in de Winternacht
de hemel open
en fladderen witte vlinders
Van God
naar jou en mij
Vullen een moment de lucht
met lichte vrolijkheid
Soms, want wintervlinders zijn zeldzaam…
in deze langste
nacht eet de draak
de zon op morgen
zal hij haar bevrijden
we stapelen
nieuwe woorden op
de oude in deze
donkere nacht
ze liggen onder
vuur duistere
krachten vieren
brandend hoogtij
wintervlinders
verzamelen zich
op onze
verlichte vensters…
dingen die nooit bleven
om datgene wat mij raakte
en ik vasthield in mijn wenen
om datgene wat voorbij ging
ik in stilte zag verstenen
Snijd maar door mijn boerenland
nu ik begrijp wie jij kon wezen
en wou vangen met mijn liefde
maar liet stillen in mijn vrezen
van mijn handen waar jij stierf
met de dingen die jij gaf
gevangen als een wintervlinder…