Op het doorleefde tafeltje
pronkt in een blauw
kunstzinnig vaasje
een wonderschoon boeket
van longkruid en
vergeet-mij-nietjes,
judaspenning en
het blauwe druifje.
De trui nog vol tuinpluis
kijkt hij me stralend aan
ik zie in de mij zo
vertrouwde blauwe ogen
veel meer nog dan
zijn liefde
voor dit schone.…
want speenkruid stilt dit ogenblik
reeds in de vroege morgenstond
spriet groen al uit de zwarte grond
en op mijn wang verschijnt een blos
de ribes gooit de trossen los
zo zacht als poesjes die ik streel
zijn katjes zilverzacht fluweel
een merel kwettert liefdevol
de prunus barst z’n kopjes bol
ik zucht als ik mij nederzet
het longkruid…