de tijd moet nog vloeien langs ontelbare korrels
nog wringen langs doorwrochte grond
zich ontknopen en weer verwarren
in doorploegde aarde, gewassen met traanvocht
van stervende ogen, duizend doden lang
de tijd moet nog kantelen in de vlietende beek
zich nog blussen in het gelede landschap
zich ontdoen van rauwe bochten en scherpe smart
vooraleer…
Hard licht vult de hangaar tot in alle hoeken. Tussen de winkelenden door
loopt een vrouw door Botticelli zelf zo droef en bleek gebootst. Bij elke stap
dansen haar lokken een dans van kastanje.
Ik laveer mijn wagentje bij haar in de buurt en even zie ik haar ogen: druppels
uit de glazen zee. Ik schrik van het stilgevallen kind geklemd tegen…
ginds springt zij uit de klare wel,
En glanst van zilver, door de dag beschenen,
Doch plonst, dat vlokken spatten om haar henen,
Terug, in 't vlietend sneeuw, dat voortschiet snel.
Gelijk de stroom zijn schubbig eigendom,
Zo bindt de baan, die ieder is beschoren,
De mens, als hij zijn roeping wil vergeten.…
Mijn leven streeft, een snel-vlietende stroom,
Naar 't schriklijk eind, de onbekende dood.
Nader, rusteloos nader: en mijn schoot
Droeg nimmer vrucht, mijn zoetste droom bleef droom.…
De sneeuwvlok kleedt de straat en daken,
Het vlietend water dekt een korst,
Maar door de sneeuw- en ijsvermaken
Vergeet de sterke jeugd de vorst.
Wat heeft de knaap nu al bestiering,
De schaats ziet half verroest de dag,
Men werkt de Goeyjan van de Vliering,
Waar hij sinds maart te drogen lag.…