niet zomaar jou verloren
want daar ergens bij jou
is een stukje van mij verloren
nooit meer vol
nooit meer heel
dat heb ik bij jou achtergelaten
ik kijk in de spiegel
en zie een vreemde
want dat stukje jij
is verdwenen
ik wil je terug
hier bij mij
want enkel jij hebt de kracht
mij, mij te laten zijn…
de tikkende regen
verstoorde de nacht
mijn wangen betraand
mijn hart bebloed
stervend van je woorden
tot in mijn ziel gestoken
de brokken die ik maakten
hebben je me laten kraken…
in rode waas verdween hij in het duister
zijn sporen glommen wijkend in het niets
nog hoor ik haar liefkozend zacht gefluister
stationwaarts treurend achter op mijn fiets
het leeg perron liet mij in droef gekluister
in ’t vale licht verdween ze als een flits
niemand die nu met mij nog praat of luistert
weer heel alleen blijf ik mijn eigen gids…
De ketel puft heftig, het water wil aftochten.
Je wil nog zwemmen, je alsnog met de zee
van mijn kilte benatten. Vuur verklaart stormachtig
het sterven aan het blauwzwarte uiteinde
van windstoten. Ik golf in de zee
zoals ik golfde in haren.
De wolken trekken zich in afschuw af
van het ondermaanse. Je staat hemels besmeurd
en perplex bij…