(voor Johannes Moesman)
Als spoorwegmedewerker liep alles op tijd
en adviseerde je gestrande reizigers, terwijl
niemand maalde om een subtiele verfstreek,
wel om koffie en gevulde koeken, een neut
op het zijspoor en geile moppen in de kantine.
Maar in je vrije tijd schilderde je boven de
drukkerij van je vader, Neude zeven, de meest
schunnige…
Dolleman draaft rondjes dwars door de stad
op zoek maar een adres dat niet bestaat
kinderen stampen in een regenplas
een achteloze dichter legt het vast
Mooie meneren en dure dames
wentelen zich in satijnen lakens
blote bloemvrouw danst een gat in de lucht
de wassende maan reist mee en lacht
Wolken boetseren schapen en wolven
moeder brak…
Een andere maan licht op
Wittemaan
Een blanco pagina
ontvouwt zich in de nacht
en wij kunnen schrijven
zoals wij konden liegen
de woorden van liefde
Een blanke maan komt op
Dollemaan
Ik weerwolf… et tois?…
slanke, malse benen lokken mij naderbij,
haar opengevallen hoepelrok van 100% zijde
ligt als een grote binnenkantschelp,
een volop geopende waterlelie,
uitnodigend op mij te wachten
(ik denk aan iets)
de rest van haar toverlichaam verstopt ze
diep in de aarde, die zij immers is,
juist door die anonieme overgave
spring ik niet als een dolleman…
Dag en nacht ligt je fakeglimlach onder vuur,
blijf jij maar een verbeten slaaf van het kapitalisme,
vier maar blindelings feest, rechtsaf met dat stuur,
als een dolleman op weg naar negativisme.
Grote held, kleed de armen nog maar verder uit!
Blijf maar dikke maatjes met je spilzieke geldwolven,
arrogante tirannen!…
Met een oude heggeschaar knipte ik als een dolleman
in de rondte en her en der vlogen de verraste
ongediertekoppen in het rond.
Ik wist de zwarte hekserij totaal af te zwakken,
totdat ik mijn tanden ging poetsen en er uit
de waterkraan weer zo'n enge slang kwam.
Ik Hercules bellen, maar die was in gesprek.…