Bij 't rossig, zwaaiend schijnsel der flambouw,
Welks walmen tranen teelt bij 't krinklend stijgen,
Zie 'k spichtig kegels stijgen, pegels nijgen,
Wier blijde blankheid werd tot wenend grauw.
Het dropt, het dropt, van spits tot spits; aanschouw,
Hoe langzaam droppen door de droppen zijgen,
En vallend leven geven aan het zwijgen,
En worden…
Bij 't rossig, zwaaiend schijnsel der flambouw,
Welks walmen tranen teelt bij 't krinklend stijgen,
Zie 'k spichtig kegels stijgen, pegels nijgen,
Wier blijde blankheid werd tot wenend grauw.
Het dropt, het dropt, van spits tot spits; aanschouw,
Hoe langzaam droppen door de droppen zijgen,
En, vallend, leven geven aan het zwijgen,
En worden…