met het gezicht vooruit
rechtopstaand
met de wind in de rug
flits ik terug
weg van obstakels en puin
naar zachte moederarmen
waar ik gedachteloos dein
als een pasgeboren kind…
Het is het sluitstuk na een kort ontwaken:
een meter aarde om gelijk te maken,
wat voor een ogenblik verheffing had
tegen een moederarm, niet meer dan dat.
En beide armen langs het lichaam slaken
en denken, denken: waar moet ik geraken
met kinderstoel, commode, wieg en bad?…
Dansend op de moederarm,
Moet ge 'm torsen en bespieën;
Op en neer van moeders knieën....
Maakt hij u niet moe en warm?
Schoon ge uw antwoord niet verheelde,
Schoon ge ‘ja’ knikt op die vraag,
Draagt ge toch geen last zo graag,
Als die last vol moederweelde.
Ja, we weten 't wat gij torst,
Last!... Kunt ge ons dat woord vergeven?…