De felle kardinaal vlamt en jaagt in ’t rood,
zijn geil poppevrouwtje flirt in felle nood,
ze wil hitsig spelen en stevig vrijen,
hij kan haar spijtig niet verblijen
hoe duivels graag hij haar ook wil pakken
een pluimke bleef aan haar poepke plakken…
De bot, die berst; de bij, die zoemt,
de wind, die zotheid gaat vertellen:
wat men kortweg de lente noemt
en de aarde komt op stelten stellen;
dat klotst nu alles door mijn kop,
en 'k stak er wel een pluimken op,
als ik maar niet zo deftig was,
zo stijf in mijn geklede jas.…
Licht gelijk een pluimke,
rood van top tot teen,
't wipte als op een vere
't danste op zijn een been.
Nog een, nog een, 't krielt er,
lijk een mierennest,
wippende op de graven,
springende om ter best ;
't oud portaal gaat open,
licht stroomt uit de kerk,
de orgel speelt, ze dansen
houp! van zerk op zerk.…