Vaak heeft hij onze Hollanders bezongen
Die jongens uit ons landje aan de Rijn
Die altijd zo stijfkoppig konden zijn
Waarmee ze heel wat op de knieën dwongen
Dat lied mag dan van jaren her geweest zijn
Maar laat ons morgen iets meer in die geest zijn…
hoor ik wel thuis
op de grenzeloze akker
die ik mezelf toedicht
is mijn blik, mijn aard
wel zo gerijpt om te oogsten
van het vers gezaaide koren…
of
zingt de straffe wind
een ander riedeltje voor mij
ben ik ongevoelig geworden
voor de wijze vinger
en wast de regen nu
mijn stijfkoppige oren……
Zo laat in het voorjaar al,
Knoppen die op barsten staan,
Een mildere lentelucht
Dan in de laatste jaren
Ooit gemeten -
En toch blijft op mijn
Terras die sneeuwhoop
Waarin ik mijn
Verdriet begraven heb
Stijfkoppig liggen,
Is ze elke ochtend als ik
Opsta nog present,
Koel en fris als nooit
Te voren - omdat ze
IJskoud weigert…
Fries koppigt zij
kleding aan haar
atheïstisch lijf
met kleuren
die niet samenvoegen
alles beproeven
is haar kernspreuk
al vlagt het
op een modderschuit
ze valt op omslagdoeken
rond haar middel
en natuurlijk om het hoofd
men verslijt haar
voor moslima…