de rups kruipt over loof en doorn
korte sprieten keuren alles
wat haar maag verdraagt
tot zij uit haar jas groeit
kaken malen in het pantser van de kop
zij hult zich in een rode pop
vier vleugels van geel en grijsbruin
loodsen haar voorbij een bries
een inktvlek siert de pijlstaart
zij warrelt rond een lamp
strijkt neer met kleefklauwen…
Waarom strijk je en fladder je 's nachts
tegen mijn ramen als een doodshoofdvlinder?
Zonder passie en voor niets minder
dan mij uit mijn droom te verjagen?
Is de zon reeds onder
en de dauw weer zonder
mij voor jou?
Breek mijn raam en fladder vrij
Zonder vrees in velerlei
kleuren...
Waar ga je heen?…
pantsers borgen de borst
waarop ik mijn mensenschedel draag
in stille vlucht
wanneer ik heil vind
in zwarte nachtschade
leeft mijn rijk in duisternis
vreest zoemvolk voor zijn ratings…
hier moet nog naar gekeken worden)
de dichter levert ook vandaag weer niet
een wezenlijke bijdrage aan
de gezonde woordeconomie
de dichter verschuift een woordje naar het puntje van zijn tong
en gooit het voor de wolven
hanteert de schaaf en hamer ongenadig
de dichter timmert een kastje
van stug metaforenhout
rond een vastgespijkerde doodshoofdvlinder…
jurk gescheurd
gifarm vlucht niet bij gevaar
dracht geeft stoplichtkleurenschaar
quasigifsoort op de tocht
werft tegenweer met lijkenvocht
kleine minnaar slaapt zijn stonde
als rups in dorre klaverwonde
wordt meegevoerd door werkstersknopen
om gratis mierenbrood te kopen
volksvlieger met argusogen
verpopt in mierennest's gedogen
doodshoofdvlinder…