waar het licht zich terugtrekt
in de schemer van dat koele woud
oud door tijd, maar jong
door nieuwe twijgen en het neigen
van haar eigen
kwetsbaarheid
het trillend gras vol blauwe klokjes sluipt
een wijle tot aan niets
dan duister, zondermeer vergeten
door de luister van dit uur
aan de kant een oude fiets,
een waterfles
en ramen…
laten we naar het buitenste
van ons binnenland gaan
op zoek naar dauwtrap
over velden en wegen
naar de diepste stilte
achter de bosrand
tussen roerloze bomen
op jacht naar onze dromen
hoewel een doorzon niet
als droomlicht schijnt te bestaan…
dan lijkt ‘s ochtends de marmeren hemel op een heengezonden doorzon
is er overal gelijkenis met toekomstige oertijd, stilgevallen in een slot van zilvervlies
bomen zijn kaal maar weten zich spoedig omarmd
het landschap luistert nauw, stemmig onder begeleiding van vogels
de kenner weet welke, de argeloze toehoorder verzet zich nergens tegen…