Ik heb u nooit verloren
Uit de ogen van mijn ziel,
Mijn dorpke en mijn toren
En vaders zingend wiel.
Dat zingend wiel van vader,
Het bracht, met staag geruis,
De rijke avond nader
En 't bruine brood in huis.
Draait door mijn zang bij tijden
Een harder ronken rond,
Het maakt in lust en lijden
Mijn arme trots gezond.…
Ik heb u nooit verloren
Uit de ogen van mijn ziel,
Mijn dorpke en mijn toren
En vaders zingend wiel.
Dat zingend wiel van vader,
Het bracht, met staag geruis,
De rijke avond nader
En 't bruine brood in huis.
Draait door mijn zang bij tijden
Een harder ronken rond,
Het maakt in lust en lijden
Mijn arme trots gezond.…
Naar ‘t dorpke trekt de jongen
zo fris, zo welgezind;
daar komt hem toegesprongen
een blozend boerenkind.
Ter stede komt het meisje,
zij zoekt haar huisgerief;
maar vindt ook menig meisje
een flinke hartendief.
Zo toont zich, naar gewendte,
de zoele levenslust,
wanneer de gulle lente
de harten wakker kust.…
Onder witbesneeuwde daken
slaapt het dorpken, stil en stom.
Slechts de toren, trouwe wachter,
't hoofd met eeuwen reeds bevracht,
houdt nog daar, in nacht en stilte,
over hut en hoeve wacht.
En, wen alles rondom sluimert,
van het leven onbewust,
galmt de sombre toon der klokke,
stem des Tijds, die nimmer rust.…