Mijn hoofd bonst
vol verlangend naar bed
Onderhuids zwachtelt
een kudde witte wazige watten
In mijn borst bronst
het hart luidkloppend met
geen enkel verlangen,
dan het zich neervlijen
in zachte vergetelheid
Armen hangen
als lappenpoppen
langs de witte lome lakens
Het dekbed tiert
als een weelderige berg
zacht droomverlangen.…
in een goudgloedring
Vol glinsterpracht, en spiegelglans
Als glasgeblazen onzinmuiltjes
Verloren na de eerste dans
Als warmend licht van druipsteenkaars
Vol kleurenspel en vonkelwakker
Als goedbedoelde pogingwoorden
Vermoord door deze rijmingsstakker
Zo nutteloos de gloed te vangen
Nog zinlozer de dans te herhalen
Want wakker is het droomverlangen…
werelddromen lang
zwierf jij in dwaze gedachten
in een onbegonnen rugzak
verstopte jij jouw enig hart
tezamen sliepen wij druilerige nachten
gekoesterd in droombuien uit
met vreemde gedachten
liepen wij langs kusten
van het eiland, onze voeten
bewogen in het rulle zand
het strand leek eindeloos, getogen
tussen onvolkomen en verpozen
onder droomverlangen…