Een krans is 't van - kindren, gekweekt met u w bloed,
Dat helder hun wangen doet blozen;
- Van kindren, wier oogstraal nu blinkt van uw gloed,
Wier lip is bedekt met uw rozen;
Van kindren, in wie gij, o Moeder! herleeft,
En ons weer uw schoon te bewonderen geeft!
Buk, Moeder!…
En hij, hij wreekte zich met lauwren, in zijn leed
gekweekt voor ’t Vaderland; ja, met die oogst van zangen,
wier onafzienbre schat hij Neêrland erven deed,
met hoeveel flauwheid ook door Neêrland vaak ontvangen.…
belofte
ik mis ze
dagelijks
dag lieve
dag lieve dochter
dag lieve mijn
waar ik
door scha’ en schande
mocht groeien
tot die ik ben
ouder
wijzer ook misschien
moest ik jou laten gaan
in de aanloop nog
naar een stralend leven
dag lieve
dag lieve dochter
dag lieve mijn
als een vader
zó hield ik van jou
die opgroeide
duurzaam gekweekt…
In 't huwelijksnest gekweekt met onverpoosde zorgen...
(Wat drenst en jankt hij deze morgen!)
Bij wiens geboorte een heilgodes
Ons huis betrad, die mild u wou gedenken...
(Foei! wat besmoezelt hij zijn hes...)
En kwistig met haar gaven u beschenken...
(Jans! Jans! hij heeft een mes;)
Speel, dierbaar kind! met ongestoord genoegen.…