Uw golven aanschouwden in 't nijpende Noord
De zon die niet wijkt van de transen;
Tot de evennachtslijn zet ge uw wandeling voort,
Gepurperd met gloeiende glansen.
Gij strekt als een kleed u rond eilanden uit,
In eeuwige stilte begraven;
Of bruist over klippen, maakt stranden uw buit,
En boort u in rotsen een haven!…
Zo ziet men aan de onzichtbre transen
Geen morgen-avond-weerschijn glansen,
Geen regenachtig ijsgareel;
Zo zal de toon der boskoralen
Geen briesend strijdros achterhalen
Bij 't schel geluid van Filomeel.…
die, wanneer de maan
Deze aard verlicht met zilv'ren glansen,
Bestemd schijnt, om de blijde dansen
Der luchtige Elven voor te gaan...
(Verbied dat kind de poedel zo te slaan!)
Lief bijtje dat de honing weet te puren
Uit ieder bloempje naar uw keus!
(Wat ligt hij weer te pulken aan zijn neus!)
U, al mijn troost in droevige uren!…
Bergen en heuvlen
Schittren van glansen,
Lachen ons aan.
Leven en rijkdom
Vloeit van hun kruinen
Diep in het dal.
Zeeën bedaren;
Bergen en rotsen
Krijgen gevoel.
Lief is de Lente!
't Mensdom bemint zij;
't Mensdom geniet.
Niemand verstoot zij,
Slechten noch dwazen,
Koning noch slaaf.
Balling en vreemde.…
voor wiens licht
Der kleiner zonnen flikkring zwicht,
Als 't licht der maan voor Febus glansen?
Rijs, grote Orion! rijs omhoog!
Zijt welkom, held! aan onze transen!
Verruk, verruk ons starend oog!
Wat sterrenglans, die eerbied baart,
Praalt op uw' gordel, knots en zwaard,
Bezaaid met tintelende vieren!…