vijf tijgers en een hellebaard
zijn keizerlijk gekroond
literaire schuinsmarcheerders
zagen zich verschoond
van alle talen taken
regelgeving en ook regels
enzo meer was lappen aan
de laarzen die marcheerden
door wat zinnen punten komma's
tot kabouter provocaties
liever lieverdjes gaan pesten
en de tijger hellebaarden
likten…
De boa’s slaan alarm in onze treinen:
Bedreigd door mes en priem, dolk, lans, floret,
door speer en spies, de hellebaard, stilet
Hoe kan men die messcherp weer doen verdwijnen?
Eerst dacht men aan hard schelden en woest snauwen
Veel beter bleek een snelle steekproef houwen…
gefluister, geschuifel, gedruis
een knecht die zijn wapenloop kuist
het wachtwoord klinkt vals en onjuist
zodat de wacht zijn hellebaard kruist
de rabauw rekent zich bij de gilde
waar ook een wetraadslid heen wilde
maar wiens machtswellust zich snel stilde
zodra men een buskruitvat tilde
de snedige sabel ter hand
en stoelen en banken aan…
Allegaren van ontuig komen ontuchtig bloedspillen
Omdat ze een Gouden Horde herwerken willen
Alle perken te buiten gaand en caustisch
Ledigen ze oereeuwig in het onvulbaar Faustisch vat
Aan onze klompen voelen we de goesting in de harem
Hostiele hellebaarden zo verwoestend als wat
Vellen op ons smulpapend kruisvaren
Fossiele Turkooise kromzwaarden…
Zijn wachters tijdloos,
kwetsbaar zonder hellebaarden, met het wachtwoord
onbekend.
En nodeloos draagt dit lichtkind
mijn verwonde beeldtenis langs de wachters:
hij kent het wachtwoord nog.…
ontstond het toneel
In haar hoofd stond de wereld nooit stil
Leraren die af en toe wat aan haar vragen
De hoop hadden opgegeven dat zij zou slagen
Enkele trachten haar te laten nablijven
Maar zij kon het script weer herschrijven
Haar diploma was haar toch niks waard
Haar pen was een zilver blad van aard
Ze sloeg zichzelf tot ridder met een hellebaard…