Wat gekanker al niet kan geven in leven
als lichten doven nu ze een vonk zien,
geen bel antwoordt geen deur opent.
Ze roepen om bomen van gewoon formaat
een langere lente dan de vorige
vooral om zomers en picknickmanden.
Hoe laat je de rest in witregels vergeten.
Hebben alle partijen vleugels en zij enkel vlerken?
Hij weet hij had bloemen…
En hoe bij het zien van die hand
alles onmiddellijk voor hem voorbij is
zijn heimwee steeds terugkomt.
Hoe met duizend dingen het ene benoemen
zijn rouwrandjes onder zijn nagels
zijn nachten zonder maan en sterren.
Hij zocht een woord
woorden en vond een beeld
eigen angst een oog
en veel naaktheid.
Zoop , rookte als een ketter…
Zo als we waren dragers van beloftes,
er ligt een grotere levensvraag,
onderhuidse spanning in Drenthe
dicht bij de hunnebedden.
Schoffelend bij de violen
plant hij dille en jasmijn,
Spaanse margrieten, vergeetmenietjes,
bieslook, hij knot de wilgen
schildert 's avonds zijn stilte.
Zelfs de sering oogt anders dit jaar
en alle trommels…