de zon trilt al in de fonkelingen
van wat zoete levenswijn
de binnenplaatsen van de lente
geven stilaan tijd voor warm genoegen
want vroeger, toen het kouder was
liep grijs aan beide handen
maar nu alles lichter wordt
belanden bloesems in de sloot
en drinkt geluk een kleine teug
vol tastbaar lichte dood
en van dat
wat we van binnen…
Laat mij zonder taal of teken,
Schoonheid, nimmer van U zijn;
Laat mijn lied ten einde klinken,
Kan 't in vreugde, als 't moet in pijn;
Laat de beker nimmer breken
Andre mensen lang doen drinken
Teugen van mijn levenswijn.…
Niet 't wachten der praatgragen zij het onze,
die, sprekend aldoor over wat zal zijn,
intussen inslurpen als grage sponzen,
met lijf en ziel de hete levenswijn,
maar 't dadenrijke wachten van wie maken
wachtend, zichzelve èn het levensveld
anders, wie niet uitstellen het ontwaken
tot een bazuinroep door de heuvlen zwelt.…
Niet 't wachten der praatgragen zij het onze,
die, sprekend aldoor over wat zal zijn,
intussen inslurpen als grage sponzen,
met lijf en ziel de hete levenswijn,
maar 't dadenrijke wachten van wie maken
wachtend, zichzelven èn het levensveld
anders, wie niet uitstellen het ontwaken
tot een bazuinroep door de heuvlen zwelt.…
Een gulp van de kostbare levenswijn
zwelgen we haastig en verstrooid naar binnen
en weer een, en weer een: 't hart en de zinnen
blijve' even dorstig, als waar 't drinken schijn.
We moeten leren, verlokking weerstaan,
en wat zich ons opdringt, lere' af te weren:
hoe luid het schreeuwt, wij nemen het niet aan.…