Zo wil ik de zomer spelen, lief
fortissimo en groots
flierefluitend in mijn hangmat
lekker luilak, zonnebloot
op muziek in driekwartsmaat
met noten die wij samen delen
ik op trekzak met wat lucht
jij, die in lucht gitaren speelde
onder bomen die ons dragen zullen
God die het verbood
tot de laatste noot zal vallen
zinderend in avondrood
zo…
dag tot dag rijdt hij
van huis naar school
groot en kleine kinderen
dagelijks vervoert hij
de mannen en vrouwen
van en naar hun werk
bij het in- of uitstappen
steunt hij de ouderen
naar familie op weg
van luilak tot student
voor wie zich verslaapt
neemt hij gas terug
voor wie niet lekker is
haltert hij bij de deur
van arts of ziekenhuis…
iets van zijn levensverhaal
een vreemde met een onverstaanbare taal
hij ging met ietwat gebogen schouders
toonde daardoor een tiental jaar ouder
zijn ogen lagen diep en keken verward
of hij niets meer van ’t leven had verwacht
hij woonde in ‘n verkrotte buurt van de stad
waar geen buur ‘n goed woordje voor hem had
of ’t was dat hij een luilak…
"Jongens, er is iets aan de hand,
alle luilakken aan de kant!
Er komt een lozing aan...
Het wordt nu vechten voor ons bestaan!"
Staan we allemaal bij start?
Ieder vecht nu voor zichzelf, apart...
We worden afgeschoten, dus hoofd er bij
en allemaal netjes in de rij!"
Het stratschot deed hun wezen trillen...…
Het ging de slager precies even zo:
Want lag nog zijn knecht als een luilak op stro,
Dan kwamen de kereltjes vlug op een draf,
En slachtten het varken, en hieuwen het af,
Verdeelden het net
In reuzel en vet,
En haakten de hammen
En zijden aan krammen,
En hutsten
En klutsten
En stopten met vulsel
Het vliezige hulsel:
En zie!…