Zittend, tussen muggen, in het welig tierend riet
De laatste zang gadeslaan van een kleine karekiet
Wind speelt zijn spel, net als snorren
Molentjes draaien, wind zal ze opporren
De tijd had er 100 jaar eerder kunnen zijn
Water helder, puur en rein
De laatste breedscheenjuffers die over het water scheren
De rust zal gedachten leren
Ottersporen…
langs de gekleurde zomernachten
ze draagt het enig woord wat zij kent
laat het beminnen door de fluisterende
wind van haar dansende molentjes
om tijd en ontroering te beklimmen
de kunst om lief en leed in een blik
als parels van haar eerste zinnen
te vlechten tot een mondiaal medicijn
herkenning van onszelf in haar droomgebied,
modelleert…
Al loop ik soms met molentjes,
‘k zie dat de ene hand de andere wast.
Ik boor niet graag wat door de neus,
maar wrijf het er soms wel onder.
Ze nemen mij niet bij de poot,
maar eerlijk is eerlijk, en dat is bijzonder.
Spreken is soms zilver,
maar zwijgen is nog altijd goud.
Ik veeg heel graag mijn eigen straatje.…
Droegen molentjes, vlaggen en ballonnen
glommen duizendschoon in zondagse kleren.
Er waren brave borsten
blotebillengezichten.
Er waren koperblazers op klapstoelen
wolken groot bliezen ze volgehangen
met tressen hun pak boller.…
Als gedachten tollen als molenwieken
lopen we met molentjes, velen hebben
dat niet door en dat verklaart veel.
Bij geloof in de toekomst houden we
de energie en het geluk van een kind.
De anonimiteit van de oude binnenstad
waar al eeuwen niets veranderd, trek
ik aan als een behaaglijke warme jas.…