Distichon 47 Nu is na
-----------------------
Ontstaan, bestaan, vergaan,
levenslang nabestaan.
Distichon 48 Troost?
----------------------
Het was. Het is toenmalig.
Troost blijft armzalig talig.…
Verlaat het rijk van de rot
waar monden die koud zijn als was
rond de tafel kauwen op
wat van je rest - handen
klapwieken trage motten rond
je schedel, liefde duizelt als sigarenrook
omhoog tussen de onscherpe messen
van woorden - en ga de tuin in.
Daar lopen ze ook. Ze zijn jong
hun dunne armen wit en onhandig.
Ze zien je niet.
Graaf…
ik ken het spuiten van de etter
uit een steenpuist op het spiegelglas
ik ken het knarsen van haar tanden
en de geur van sperma in het zomergras
ik ken het knielen op vermolmde banken
en de zinloosheid van mijn bestaan
ik ken het schreien van de boreling
en de scherpe pijn van ’t nabestaan
ik ken de gloed van de verovering
en het trillen…
Om kort te gaan:
het nabestaan
is nog heel vers en
met de smaak van dille.
De nabestaanden liggen op de tong
met bittere geluiden:
volkslied en dodentuinen of
hijgen van een weggeschoten long.…