Niemand laat zich onafgemeten zien.
We ontmoeten elkaar tussen verzen.
Vreemd. Je zegt niets. Ik ook niet.
Misschien gebaren je ogen of je lijf.
Ik probeer te voelen, aarzelend, onderzoekend.
Op een afstand schikken klanken zich.
Ik herken ze niet, ik herken jou niet. Ben je wel diegene
met wie ik praat?…
Of als men, bij een vriendenmaal,
De bekers rond mag zwieren,
En, in onafgemeten taal,
Der scherts de toom kan vieren;
Wèl hem, die dan zijn lust voldoet,
En lacht, wanneer hij lachen moet!…