Nog houdt de omheining, als weleer
– een hoge muur – de hoven dicht.
De middag groent in schemer neer:
een loof-getemperd bovenlicht.
Dezelfde mooi-gebogen dreef
koel, zwijgend, als een kerkenbeuk.
Mijn tuinbank – of ze wachten bleef
verscholen onder rode beuk.
De merel, in de koepelkroon,
fluit bij deze avond als van oud?
Weer schakelt…