De zucht rimpelt het duistere meer
Getuigd ongewenste ijle aanwezigheid
Gekant blijft de geest in spinsels hangen
Gevangen in het web der vergetelheid
Dan verjaag de dageraad kille dauw
Het zijn glijdt klammig terug in het heden…
de dag ligt al bijna achter mij
hij zal me inhalen
zijn schaduw scheert langszij
op de rug van de deemster
draaft hij de nacht door
schuwt de bomen niet
die samendrommen in het bos
en ik, op halve kracht
veracht het duister
ik los…
Wanneer de werkelijkheid zich in een droom hult,
op het einde van de dag, tijdens het blauwe uur,
dan treed ik in het schemergebied van de onschuld,
of sta ik aan de poort naar het vagevuur.
En er is ginds niemand die mij begroet,
het is er kaal en door herinneringen verlaten.…
In het schemergebied
Waarin het altijd nu
En gisteren is, drijven
Onherkenbare schimmen voorbij,
Vage schaduwen van dode
En levende wezens die evengoed
Allebei onrustig bewegen
In mijn hersenschemering -
'k Weet niet precies of
Ik nu de heer Parkinson
Of toch meneer Alzheimer
Voor de deur heb staan -
Ik ken ze niet meer uitelkaar…
Een uitlaatklep,als een wervelwind
van vage ideeen uit het schemergebied,
aan de andere kant van mijn natuur;
deel uitmakend van het stromende
water in het hart van het bestaan.…