In zijn bontgeruite vod
telde hij bootjes die er dreven
met zijn ogen die er zomers schreven
op de slapersdijk
Waar hij gelijk een malle zot was
in de ogen van zovelen
en de spot dreef zonneklaar
met Dwingeland en Knorrepot
terwijl de vlakkerige wind
genoegzaam er zijn wangen streelde
en twee belletjes deed spelen
op de punt van zijn marot…
meer dan vijftig jaar
nu geleden
dat wij naast elkaar
op onze knieën
aldoor rozenhoedjes
hebben gebeden
mijn vader stond
op de Slapersdijk
in de wacht met kijk
op Ter Heijde
achter de duinen
Ary Storm stoere heyenaar
ging later weer rijden
altijd veilingvers
zijn groentenwaar
met naar men zei
voor de reclame
in helrood gerijmd…
De slapersdijk is voor het achterland.
Een dorp aan zee ... waar is de vissersvloot?
Waar zijn de drommen badende toeristen?
Bestaat er angst voor Nereus’ wrede listen,
gebrek aan ruimte in de reddingsboot?
De dorpelingen lijken optimisten,
’t vertrouwen in los zand is levensgroot.…