Schamel uitgedost wiegen heupen heen en weer
En loopt zij langs de bar nu voor de achtste keer
Ogen in het duister kijken haar smachtend aan,
Zij weet dat zij haar volgen waar zij ook zal gaan
Zij praalt en paradeert met borsten ver vooruit
En als zij vrolijk lacht, dan doet zij dit zeer luid
Beschilderd als een krijger rest haar weer één…
er kwam een snolleke al aan gevaren
die zong van Leiden tot De Kaag
over de man als soort met vraag
kom onder water om met mij te paren
haar idee de visstand te imiteren
vond gretig en algemeen onthaal
ze zwom heel vinnig om een paal
om het mannelijk lid te simuleren…
schrijfsel beklijft
straks bent u gewoon vergeten
alleen kunst mag blijvend heten
alles van u is zo genaamd
niet wat ware poëzie betaamt
de poëet schraapte zijn droge keel
sprak kerel denk aan het bordeel
daar daag ik met den dauw dag na dag
men vraagt mij immer een fors bedrag
toch is ook daar niet in de prijs begrepen
dat eenmaal een snolleke…