Zij is en is er niet, zij is doorschenen
gelijk een spooksel van het levend licht,
maar alle leven is uit haar verdwenen
en dood staart uit haar wezenloos gezicht.
Toch houdt zij u in sterke greep gevangen
en trekt een tovercirkel om u heen
en bant u buiten menselijk verlangen
en laat u met verstorvenheid alléén.…
‘t zwarte hongerschip
zeilen in bloed gedrenkt
waart over onze wereld
in grauwe doodsnevelen
boven de drie stille masten
schaduwen duistere harpijen
ze sturen het vliegend spooksel
doods en stil door de tijd
ziekte onheil uitbuiting en vervuiling
koude blikken minlachend gericht op
slagvelden en starende misdeelden
verdoemd in vuilrood…
En keer 'k mij af
Van dood en graf,
Dan droom ik droever dingen;
Een spooksel werd het leven mij,
De ontblaarde tuin een woestenij,
Een kreet van pijn mijn zingen.
Doch eer 'k Uw leed
Voor 't mijn' vergeet,
Vergeet ik ons verleden;
Ons heeft de volle Dag bekoord,
Ons-saam ontving het stralend oord
Van schoonheid en van vrede!…
Een vorm zweeft langs 't water in nevelgewaad,
En huivrend herkent zij een dierbaar gelaat;
Het spooksel komt nader, steekt d' arm naar haar heen -
Zij wankelt en stort in de diepte beneên.…