'Wat scheelt je, Jan? Heb je verdriet?’
’Ja…neen, maar ‘k heb zo’n kiespijn, Piet!’
‘Is ’t kiespijn? Ik beklaag je, man!
‘k Had zelf daar lest mijn portie van.’
‘Zo? En wat heb je er aan gedaan?’
‘Ja- ‘k ben half gek naar huis gegaan,
En ‘k zette naast mijn vrouw mij neer,
Die heel meewarig, lief en teer,
Mij zachtjes streelde langs de wang…
In mijn jaszak dwaalt een zender rond
als tandpijn, zoekt een mast, een satelliet,
een hoofd om ziek te maken en iets hogers
is er niet. Grot, vuur ingewanden,
tempel, kruis, retinascherm. Denk niet
aan de fabrieken. Pixels, steeds meer pixels,
schreef een dichter, geboren voor de revolutie.…
Geen gezeur meer, geen tandpijn, geen vervelende lieden
of duistere gedachten die mijn hoofd doen blijven zieden.
Zo zal het gaan en in mijn laatste gedachten
volg ik een bospad dat leidt naar een meer.
En dan komt het uur, waarom dan nog wachten
tussen gerieflijke varens leg ik mij neer.…
hij maalt er wel degelijk om
- hier knarst het soms tot 's ochtends vroeg -
behalve als hij tandpijn heeft
dan hangt zijn bek verzuurd
door ieder stompje ongeglazuurd
en krijgt hij bij voorbaat de stuipen
bij gedachten aan gespuit en kies meer
of minder, liefst kiest hij dan minder
hij is een ware tandfanaat
gesponsord door de industrie…
Of dit: men leefde gebogen over akkers en houtvuren,
verloor de kiezen jong, de kinderen jong,
geleund op gereedschap met stelen loerde men
met van tandpijn scheefgetrokken smoelen
naar alles wat anders was (reizigers, mooie vrouwen).
Soms werd een hooivork in het onrustbarende gestoken.…