LAIS is stil, haar klank is visueel:
het hoort haar met de snelheid van het licht.
Het ziet haar in de klank van het geheel.
De vingers typen haar, zij wordt gedicht.
In tijdloosheid maakt het haar speels en licht.
Als het haar voelt, raakt de tong aan kleuren,
en ’t schrijft haar neer in bloesemgeuren.
Het is haar lijf, zintuiglijk één met haar…
je brieven schreef
”Ik ben geschonden
en gebeten
maar ik leef”
je schreef
“Het sap
zal spoedig door de takken stromen”
jij overheilig wijf
je bent in alles
wat ik schrijf aanwezig
steeds het galgenaas van godgeleerden
kreeg je soms gestalte,
nooit een lijf
veel besproken en toch
onbeschreven ben je
slechts als tekstlichaam…