weet je nog diep in de bossen
waar de herfst zijn entree had gedaan
het knisperend gekleurde bladmatras
ons lokte lief te hebben
weet je nog ons traag ontkleden
dromend vervielen in duizend tinten
ons lichaam zachtkens deinde
op vogelengezang
weet je nog toen wij op leeftijd kwamen
zochten naar die onvergetelijke plek
hoe wij zalig kusten…
voor het eerst zwiep ik uit mijn lianen
waar kinderen aan zwieren en zwaaien
aan joelen: als ik het zo noemen mag
nimmer heb ik nog getreurd
de mensheid heeft de naam verzonnen
ondanks dat ik trots mijn blijheid toon
nu de herfst mij rond de takken waait
het laatste blad nog niet gevallen is
lach ik tranen langs mijn stam benee
edoch…
Het weefsel,
waarin mensen rode draden zijn.
De stoffen,
die wij wisselen.
De talen,
die wij allen samen spreken.
De goede gedachten,
die alle mensen samen delen.
Het goede,
dat ook kwade mensen doen.
Stoffen, talen en goedheid
vormen het wonderweefsel
dat alle mensen samenbindt.
Vormen het liefdesweefsel
dat G-d in stilte voor ons vlecht…