- O kinderkens, wier lieve tred
Het hart ons in verukking zet,
Wanneer gij huppelt langs de vloer
En dwaalt als scheepjes zonder roer,
En, dartelend, zonder dat gij 't weet
Of wilt, op 't ouderlijk kleed
In onschuld treedt,
Wie weet,
Of ge eenmaal al te met,
O smart !
Uw voet niet zet
Op 't ouderhart!…
luchten
zij spannen een doorzichtig veld
van geluk met een uitgestrekte
gracieuze geste
genade schenkend
met verleidelijke ogen
die mij onderwijl bedwelmende
bloemengeuren toe zuchten
waarop geen enkel
aards genot kan bogen
uit hun frêle goddelijke flanken
klinkt een kwetsbare
Mahler symfonie
mij zuigend naar
opperste verukking…
Ik weet precies de plek nog waar ik liep
te wandelen als kind en iets beleefde,
dat een verukking in mij wakker riep
waardoor ook ik, heel kort als and'ren leefde.…