Kwistig begon de valse vierendeler
Vieren aan de gedichten toe te kennen
Om de dichters averechts te verwennen
En werd daardoor een grote gemene deler
Door zijn schuld met tienen in te lossen
Kan hij zich van zelfkwelling verlossen…
De vierendeler heeft de vijf verwekt
Hij denkt wellicht te vroeg bof ik nu heus
Wat is die ander toch een stomme kneus
Maar och de ander heeft het wel ontdekt
Zo gaat die stomme kerel door het lint
Terwijl hij zich juist zo geweldig vindt…
droom aan scherven, in tienen
thans genegen
minder hoog te achten
onzinnigheid te zeven
na veel zessen en vijfen want
fier deelt de vierendeler uit
ik tel verder af
driewerf
tweespalt
eenvoud
mijn schaal van dichter
eindigt bij onbenul…
Laat vierendelers loeien
Laat verderf maar bloeien
Al die mensen gek op een cijfer
Verspillen moeite verloren ijver
Het gaat een ieder om persoonlijk genot
Als je dat niet inziet ben je een dot
Een zogenaamd zielig zelfingenomen watje
Niemand geeft daarvoor nog een kwartje
Ik heb mijn punten al dagenlang niet meer geteld
Want weet je ik…