Hij speelde viool, in de schemering ~
En de weemoed doorbeefde mijn kinderziel.
En ik voelde mij veilig als hij mij omving
En 'k begrijp niet waarom hij zo vroeg mij ontviel.
O ik danste aan zijn arm als hij bracht mij naar school!
Zelfs in regen en storm leek de weg mij niet lang —
Waarom moet ik nu dromen van die viool
En verlangen…
Ergens in haar droomwereld verloren
in een wereld waarin haar minnaars
helden zijn in een vergeten oorlog
speelt ze ’s nachts viool met ziel en lijf
aan de zuidoever van het spiegelmeer
luisteren er geen levende mensen
naar haar fijnzinnig vioolspel
alleen de eenzame horizonvogel
verwelkomt haar, keer op keer
in zijn mooie vrouwen dromen…
Laat mij vioolspelen op jouw tanden
en laat mij zijn... en geen ander!
Schreew en ween als je moet
sla en schop, als het dat is wat je voelt,
maar laat mij nooit verdwijnen
met de schilfers van jouw blik,
een kinderhand vol spijt,
die telkens weer verkwijnt.
Laat mij toch thuiskomen
in jouw wanhoopsdromen.…
Ze slapen in de maannacht
als je bij me bent in dromen
met vioolspel en toverkracht
alsof het henzelf is overkomen
en je laat nachtvlinders los
uit het zolderraam
om heen te gaan
ze dwalen langs gevels
over de brug naar de overkant
waar geliefden wenen
geduldig om wat komen gaat
gelukkig om
wat er voorbij is gegaan
in tedere…
ik wil de zon begroeten
en in de wolken leven
met de regen dansen
en de maan een kusje geven
ik wil zingen in de sneeuw
en stoeien met de wind
zeilen op het ijs
tot ik een ijsbeer vind
ik wil duiken in de zee
en springen in het dal
glijden van een berg
en niet bang zijn dat ik val
ik wil luchtkastelen bouwen
midden in de nacht
vioolspelen…
wie kan mijn historisch geheugen opfrissen
vertel mij welke vorstin verjaarde op negen
en twintig april of vieren wij de stervens-
koude sterfdag van de kak met verantwoord
vals vioolspel: Wilhelmus in het Vondelpark
een stap in een kleumend winkelcentrum
een blik op een verkreukeld laken met
afgedankt speelgoed, een discodreun van
achter…
virtuoos overdansen
lenigjonge vingers
de vierweg op een
elegantslanke hals
harenstokberoeren
doet borst- en taillesnaren
sidderend ontwaken
trekt registers open
melodie breekt pareljuichend
uit de open flanken
de heupen kingeklemd
bij haar boventoon
in orkestrale luwte
tuimelt mijn ziel
een kortstondig
arcadia binnen…