Wiegelend hoofd, zoet vrouwenhoofd,
een zuivere vrucht, een reinblank ooft,
zo zal het liggen in de schalen
van mijne handen, de goudovalen,
dat mijne mond het proeven moge
het rustgezicht, rijp overtogen,
met de lippen, die zwellend openbreken,
de volzoete en met de neergestreken
koele oogleden en de tere âren
in de slapen, de holle…
meer
noch zet de kersenboom voor je klaar
op de puinhopen
van de oude rivier
waarin alles lijdzaam stil wordt
vanaf hier
open ik mezelf wel
en de tijd, de deuren van het rouwbeklag
zullen voor het grijpen liggen
ogenblikken zoals ze zijn
zoals ik ben
wanneer de nacht voorbij moet
en ik rond en rond draai
in de magerte van mijn vrouwenhoofd…