glibberige weg
van bovenlip
naar mond
de scheuren in
de broek de vlek
op de veelgedragen
jas de gebreide kabels
op de vaak gewassen trui
de ruwe handen
schrale rode wangen
van de vrouw die
altijd zingt terwijl
ze de ramen lapt
grote witte
wapperende
onderbroeken en
blauwe overalls
aan de lange waslijn
de pet van de werkman…
n vaar en moer
waren erfslaaf van de herenboer
Een arbeider in de katoenfabriek
stierf uitgemergeld aan een koliek
Z’n vrouw moest hoereren om niet te creperen
en de kinderen, zo had God verkozen,
overleden verwaarloosd aan tuberculose
Geofferd aan hebzucht van Hoogmogende Heeren
Een matroos kreeg de zweep voor het minste vergrijp
De werkman…
Van de schrijver Hans Werkman, dé biograaf
van Willen de Mérode, kreeg ik ooit
de bundel 'Lichtgeraakt' van Jaap,
en warempel nog aan toe, Hans leek
eveneens op mijn vader en Jaap.
Ook dat overwegend vrouwelijke en integere.
Ik zag hem eens in de trein naar Amsterdam.
Ik denk dat hij Jaap ging bezoeken.…
Zie, de avond valt; ‘t gewoel begeeft de straten,
De werkman treedt zijn warme woning in;
Zeer wel tevreên met eerlijk klein gewin,
Tracht hij naar schat, noch hoogverheven staten.
Hij ’s moede en mat; hoe aangenaam is ‘t rusten!
Hij heeft zijn kracht niet voor ‘t gezin gespaard.…
En dan in 's werkmans schaam'le woon,
Hoe zuinig steeds, en toch hoe schoon
Staat ge op den blanke dis te prijken!
Verbergt hem zijne naaktennood,
En weekt hem 't duur gewonnen brood,
En geeft het beet're smaak dan 't feestmaal van de rijken.…