Haar haar had de kleur
van het heldere doorzichtige
zilveren water van een beekje
in opbloeiende lente
de wind liet het losjes
om haar hoofd wapperen
haar wimpers als roetzwart spinrag
op blozende wangen
toen ze begon te praten
klonk haar stem als muziek
en donkerbruine honing
haar lach als een betovering
hij liet zijn hart bespinnen…
Maar ze is kaal, haar
wenkbrauwen en winpers ontbreken.
Ze is zo dicht bij de dood geweest
dat ze die bijna als een vriend
omhelsde. De dood leek zo púúr.
Ze is pas eenentwintig jaar.
Vandaag voelt ze zich iets beter en
ze bekijkt zichzelf in de spiegel
ze is blij, dus wil ze krullen, blond
als die van een kind, dánsend!…