in de lente vervel ik
verstijfd en verkild
kruip ik voorzichtig
uit het winterhol
sissend schuifel ik
onder de warme zon
oude huid ligt overbodig
in schilfers, achter mij
ik rol mij lenig op
ben mijn slangendroom…
met ontblote tanden
verschijnt mij een bruine beer
als een nachtmerrie
mij dreigt mee te sleuren
hij leert mij
te grommen naar het kwaad
dat als een pak hyena's
wacht op de aanval
mijn totem beschermer
verwijst naar het winterhol
waar ik mijn wonden lik
in beschutte warmte
.…
half februari komen de terrasjes
uit hun winterhol naar buiten gekropen
worden al gauw bezet
door de eerste zonnekloppers
japanse kerselaars staan fier
als bebloemde lantaarns
tussen de geparkeerde files
en strooien hun roze tapijt
een stoere woerd is uit de zoo ontsnapt
en waggelt met vijf kuikens
parmantig het centraal station binnen…