Teder en onverwacht
Voel jij aan als toen
Na een eenzame nacht
Gelijk de eerste zoen
Een stil ontwaken
Na verloren dromen
Van witbevroren daken
En nog stille bomen…
de eeuwige kringloop
die ons bestaan bevestigt
is een snoer van wonderen
de blauwe hemelkoepel
jubelkleuren van de herfst
fonkelende sterren
in zwart winterfluweeel
met daaronder een verstilde
witbevroren wereld
dan de jonge lente
met ijlgroene bosranden
witgewolkte luchten
met de zon
die ons langzaam
levenswarmte teruggeeft
we…
het was al ruimschoots in de lente
maar het leek of alle wekkers achterliepen
waardoor merels nog steeds wintersliepen
door het ontberen van een pinnige dirigente
tussen wat witbevroren sprietjes door
piepten krokussen eerst heel nieuwsgierig
doch vermenigvuldigden zich al snel tierig
tot een blozend voorjaarsmetafoor
eindelijk is de zomerzwaluw…
Witbevroren, roodgegloeid,
Heeft de steen het koud noch warm;
Als het fijngevoelig kruid
(Dat maar altoos kiemt en spruit)
Rilt of schroeit.
Van de zoele hemelboog
Regent het op plant en steen:
't Kruid schiet uit in bloesemblad,
Maar de steen wordt enkel... nat...…