Mijn zoon stormt door het huis,
een roffel op de trap. Hij is
zichzelf een motor. Het lied
dat in hem leeft ontsnapt hem
soms. Ik hoor hem zingen
op de gang en zwijg.
's Nachts is hij bang, hij twijfelt
aan zichzelf, aan ons, de wereld.
Ik neem hem in mijn arm
en zonder spreken vaag ik
de oorlog weg en kinderkanker,
mijn eigen dood, het…
Liggend ontwerpt hij het stadsdak, prent
het patroon van bladloze takken tegen fel
blauw in zijn brein, dat bloemkooltje, leeg
nog en klein. Waakzaam ontvangt hij licht
en lawaai, zonder oordeel. Honden, motoren,
een boor. Ik duw zijn wagen en merk hoe hij
schift, niet meer schrikt, scheidt wat hem boeit
en wat niet. Hij verovert de woorden…
De roffel van zijn hart waarschuwt
het kind dat op de schommel tolt
en zweeft. Hij knikt zodra het landt.
Het denken houdt niet op. Als zij
gaan liggen in de nacht weeft hij
een net van aandacht om het huis.
Gedachten jaagt hij ver voorbij contract
en kruising. Al het onverwachte is
een nederlaag die slim wordt bijgezet.
Niets moet hem…