Soms, als ik sluimerloos de maanden,
De jaren tel, die ik op haar wacht,
Hoor ik veel verre, doffe stemmen,
Die tot mij komen door de nacht.
Dan meen ik vaak haar naam te horen.
Ik luister,- ging een geest voorbij,
Die honend lachte om mijn verlangen?
Sprak mijn bedrogen hart tot mij?…
Wanneer ik overdenk, hoe minzaam
Haar stralend oog in 't mijne zag,
Hoe vriend'lijk hare woorden waren
En hoe bekoorlijk hare lach,
Dan bonst mijn hart en vreugde komt er
En trots in mijn bewogen geest,
Dat ze eens haar gunst mij heeft geschonken
En mij genegen is geweest.
En als ik aan 't geluk durf vragen,
Dat eens de dag verschijnen…
"O, als ik dood zal, dood zal zijn
kom dan en fluister, fluister iets liefs,
mijn bleke ogen zal ik opslaan
en ik zal niet verwonderd zijn.
En ik zal niet verwonderd zijn;
in deze liefde zal de dood
alleen een slapen, slapen gerust
een wachten op u, een wachten zijn."…
Laat ik nu leggen lichte dingen
op haren lijf en gauw verganke-
lijke, laat het zijn rozeranken
en bloemen andere en trosseringen
en wiekevlokken van grote bleke
vlinders en blanke dauw geregen
aan herfstrag, alles wat van de vege
lente nog is, die gauw verstreken;
en iets van zonlicht, nu ik het kuis
en koel…