Lichtjes in het dauwig gras,
'k zag je wel, toen 't morgen was,
en de zonneluister ging
glanzen langs de heuvelkling.
Lichtjes, lichtjes zag ik veel,
iedre drop was een juweel,
onder diadeem van licht
zag ik toen jouw jong gezicht.
Elven-liedwijs mij toen ving
ringsom in de toverkring,
vogel-licht toen zweefde ik mee
over…
Het hoefgestamp der muilen mindet gij,
Zweepknal en ’t raatlen van de hoge wagen,
Wanneer met uwe maagden bij het dagen
Gij toog naar ’t strand om nieuwe wondren blij.
Bij ’t balspel toondet gij vorstin te zijn,
En groot te wezen als u dreigt gevaar,
Gij werd de zwerver van de zee gewaar
En zag zijn wezen, ondanks armoe-schijn.
Ik…