waarheid gaat
doorgaand schuil
achter duimels
ener bladwijzer
in oude boeken
als legger
groen grijze groezels
tonen eerbied
van lezers
voor orde
in bewaring
op bladerbare zijden
schrijvers' taal
in één maal
voor alle tijden…
Al armpjes, beentjes, een buik
De navel een hongerend strekken
Ogen gesloten, eeuwig
Ronddrijvend in het tijdloze
Verdikte water van behoud
De flikkerende buizen, duimel
Een blinkende vloer vol waterspoel
Alles één pennestreek weg van de chaos
Een in het halflicht vertekend oog
Dat door anders brekend glas
Je duister impertinent aankijkt…
voelen
maar geen vaarwel bedoelen,
ze zal nog een hele tijd
knechten en kinderen moeten zeggen
welke koud geworden kleren
met hun menselijkheden kwijt
weg te smijten, weer meer en
hartverscheurend klemtoon leggen
op de volgroeide eenzaamheid,
zal later, als de scherpe hoeken
van verlies zijn rond gesleten,
in onze nagebleven boeken
duimelen…