Wie mijn vaders handen ziet
biddend voor het avondmaal
levensringen op kootjes
vermoedt een verhaal
dat zelfs de bijbel niet biedt
Hij placht hem te vragen,
na het amen. uw handen
hebben geleden, niet waar?
Vader bekijkt zijn vingers
En zal het zwijgend beamen…
de eeuwigheid
een leven in dit leven, naast dit leven,
uit dit leven
geboren uit een heerlijkheidsidee,
dat kreeg je zo maar mee
beseffen, dat het altijd bij je is
de waarheid is goddelijke vergiffenis
dat is wat bleef, die erfenis
een samensmelting
van de LEVENSRING…
De schors bewaart
het hart dat ik ooit
in bomen heb gekerfd,
de levensringen blijven
de bast en de kern zo
zwart zoals mijn
gedichten vol fabels
zijn geverfd, daarop
heb ik mij telkens
weer verkeken, wel
de grenzen opgezocht,
die bleken in waarheid
flexibel te verschillen,
te verbleken in onze
zandloper loopt het
zand in…
Van binnen uit vormde zich
er een levensring bij. Ik ben
die levensboom aan wie het
groen is ontloken; in wie de
levenssappen van het nieuwe
jaar door de nerven koken.
Een jaar trok aan mij voorbij.
Van alle verleden tijd was ik
partij.…
aan de kapstok van herinneringen
verwaaien aan de waslijn van de wind,
in dat prisma zie ik alle kleuren breken
in het kristal van het ongebluste kind,
dat ik aantoonbaar in mij draag, mijn
hersenschors bewaart het hart dat ik ooit
in bomen heb gekerfd, waarin de rafels
door de jaren heen in de levensringen altijd
zichtbaar bleven,…