De finish, mijn voorgeschreven dood
verman je als je tot mij spreekt
ik stond te luisteren aan je deur, welke
boodschap je zou brengen, beroofd
van zingeving in elk schaduwwoord
dat opbeurt en met het heden breekt en
rust kleurt in het overvolle hoofd.…
je blik keek
lichte wolken
in een heldere lucht
je stem stak op
in een aflandig
koude wind
ik zag de bui
al hangen in de
strakheid van je kin
letters neergepend
in schaduwwoorden
druppels vloeiend op papier
zinnen bliksemden
strofen donderden jouw
gedicht tot onweer hier
je klaarde op
in blauwe ogen toen
je lach was doorgebroken…
je doet me denken
aan een verdwaalde avond
waar melancholische
papierprinsessen
dansen op lippen
in een verlangende vlucht
naar uitgestrekte armen
je doet me denken
aan het stille geluid
van platte steentjes
die dromen keilen
door eenzame nevels
tussen smalle sloten
van herinneringen
rakelings langs
het wateroppervlak
je doet…
ik heb baat bij jouw schaduwwoorden
die vlinderen anoniem om me heen
als wegwijzers van aard
tijdens de nacht
(laat mijn waterogen gaan,
op zintuigen van daar naar hier,
van ’t ogenblik)
tiktak, luchtig gevulde uren getuigen
door de nacht van adem
in mijn oren kleppert de klok
een slapeloze muze
mijn diepte gaat ver
jouw schaduw verzacht…
Het einde, mijn voorgeplande dood,
vermaan mij als je tot mij spreekt,
ik stond aan je deur te luisteren, wat
voor boodschap je brengen zou, berooft
mijn zinnen van elk schaduwwoord wat
mij opbeurt en weer breekt, de rust
predikt in mijn overladen hoofd.…
Berooft de zinnen van elk schaduwwoord
dat mij opbeurt en weer breekt en de onrust
predikt in mijn overladen hoofd, in antwoord
op de vragen waarop ik geen vat kan krijgen.…
Mijn mantel, het doodskleed, door de zon
verbleekt als het tot mij spreekt, ik stond
aan het weefgetouw te luisteren, in wat
voor linnen de boodschap was verpakt,
berooft de zin in elk schaduwwoord dat
verkleurt, doorbreekt het prisma van
kristal, de eenvoud van het onbeladen beeld,
kenmerk van een zwaan, die z’n ware veren
steelt…