langzaam snijdt zich
zerend los
de voering van vermaning
en dwaalt plotsklaps
verrukte lust
getergd door het bos
waar eens het mos
de kaalslag hoedde
het lelijk naakt
verhuld in woede
zich schreeuwend
met de angstdroom voedde
en paarde met een os
hoe krom de weg
is heen gegaan
en voorttrekt
in verdwazing
waar gekke bekken…
om
en werd ik opgehaald
Ik lig schrap, ben ergens
doorheengevallen, een vlies
tussen orde en overmacht
Draag mij weg, ik wil hemels
van pastel en grijs na mijn uitjes
binnenskamers en op de gang
geen systeemplafond
Weer thuis, in het licht
van mijn eigen ramen
tussen de planten, het kastje
en de muur van pijn
dun behangen met angstdromen…
ik zal je grootmoeder zijn
vele namen vinden
voor melk en slaap
en wat warmte voor elk
ik zal je heldin zijn
je angstdromen verdrijven
de kracht van woorden delen
en ook die van 't zwijgen
ik zal je vriendin zijn
aan het Noordzeestrand
samen spelen met water en zand
vertalen wat vogels en vissen zoal zeggen
ik zal je gezelschap…
Zij is de bedeesde wees
De kleuter die zonder kaakslag
Of opstoot van verwijten
Bezweek aan maagzweren en venijn
En de verraderlijk zwenkende stroom
Van zijn en worden
Tussen angstdroom en fantoompijn
Op een korrelige krantenfoto
Staat zij in een verkrampte pose
Nu is zij vermist
En voedt ze de kindse geruchten
Dat ze door een dorpsgek…
het diepe vallen
in het bodemloze
de schrik altijd daar
evenredig aan de val
wat angstzweet rest
als de herinnering
aan een moeilijk
te bewijzen belevenis
die je plagen blijft
in elke nachtdroom…
meningen meer
iedereen heeft er zowat een
en moet die zo nodig ongevraagd
uiten keer op keer
ik wil ze niet meer horen
over zo iets onzinnig wat gezonder
is wit bruin meergranen of volkoren
over wie er kampioen wordt
wat maakt het mij uit
wie dan leeft wie dan zorgt
of de Russen straks zullen komen
en of je zussen al last
hebben van angstdromen…
Hoe kon je in godsnaam
luisteren naar mijn verhaal
terwijl je de oorzaak was
van mijn angstdromen
zo lang op slot
te lang gezwegen
omdat ik mij zo schaam
nu vertel ik het allemaal
durf ik dan eindelijk
recht op te staan
met eigen macht en kracht
te zeggen nee je mag
nooit meer aan mij komen
de heilige doofpot
zal ongenadig open gaan…
In de zwoele warmte van het bed
slaap je, dicht tegen me aangevleid
onwetend van de angstdroom die mijn hart beklemt.
Wellicht spin jij je eigen droom
teder rond het cocon van je buik
waarin beginnend leven ruist.
Een glimlach zweemt
rond de hoeken van je mond.…
weer zien we al nader komen
als een monster dat aansluipt in angstdromen
dat bitterste ogenblik...’
De vrouwen van Holland klagen
zonder ophouden aan:
‘Wat hebt ge met onze kind'ren
onze meisjes en knapen gedaan?…