Nu de elzenproppen vallen
de bruine beukennoten open barsten
en de kastanjes zich rijpen aan de bomen
kan men heerlijk genieten
van een wandeling door het bos.…
een lage zon tekent
lichtkegels in het bos
ze wijzen een weg naar verder
naar de vrouw
die ik zou kunnen zijn
een wintervrouw misschien
die sneeuwkristallen knipt
ijsparels rijgt
in koele meren zwemt
als alles anders had geweest
ik keer mij naar de zon toe
stap de lichtkegels in
terug naar wat is
vastberaden vasthouden
beukennoten…
ga op in groenige luierlucht
de bladerlichte gave languit te liggen
hoe het gerikketik niet
tureluurs, maar in een sappige
beukennoot je vorkjeprik de zinnen
streelt
denk aan alles of niets
tegelijk; aan een oude fiets
de bakker in de buurt...
...aan onbegrensde vensters
en vage randen - aan boterhammen met kaas
op lange tochten langs…
Er kwam een man langs met een kind met gitzwarte ogen
hij had schelpen in zijn zak, een kastanje en beukennoot.
Zijn mooie glimlach kwam even binnen ging niet verloren.
Hij streelde onze hand niet bang dat wij niet echt waren.
De minuten werden plots een soort eeuwigheid van ooit.…