Gelijk een daske zijt ge dik,
Gelijk een kwartelke van kwik,
Gelijk een moorke soms zo zwart,
Mijn klein, klein dochterke, mijn hart!
Maar nu gewassen je daar zit,
Daar is geen engelke zo wit,
Daar is geen lammeke zo zoet,
Mijn klein, klein dochterke, mijn bloed!…
Gelijk een daske zijt ge dik,
Gelijk een kwartelke van kwik,
Gelijk een moorke soms zo zwart,
Mijn kleen, kleen dochterke, mijn hart!
Maar nu gewassen je daar zit,
Daar is geen engelke zo wit,
Daar is geen lammeke zo zoet,
Mijn kleen, kleen dochterke, mijn bloed!…
De felle Dood, die nu geen wit* mag zien,
Verschoont* de grijze liên.
Zij zit omhoog, en mikt met hare schicht
Op het onnozel wicht,
En lacht, wanneer in ’t scheien
De droeve moeders schreien.
Zij zag er een, dat, wuft* en onbestuurd,
De vreugd was van de buurt,
En, vlug te voet, in ’t slingertouwtje sprong
Of zoet Fiane zong,
En huppelde…
'
'Hoor' zegt het dochterken, 'moederlief,
‘k Heb vader geschreven ene schone brief :
En dat wij bidden op beide kniên
Voor hem… en hem zo gaarne zien;
En dat gij toch zo droeve zijt;
En dat ik ook dan dikwijls krijt;
En dat ons broerken vlijtig leert;
En…of hij toch niet wederkeert!…