Mijn kleen, kleen dochterke.
Gelijk een daske zijt ge dik,
Gelijk een kwartelke van kwik,
Gelijk een moorke soms zo zwart,
Mijn kleen, kleen dochterke, mijn hart!
Maar nu gewassen je daar zit,
Daar is geen engelke zo wit,
Daar is geen lammeke zo zoet,
Mijn kleen, kleen dochterke, mijn bloed!
Ik hef je op de okselkes omhoog,
Ik zie een sterreke in elk oog,
En voor mijn armoe word ik blind,
Mijn kleen, kleen dochterke, mijn kind!
------------------------
uit: Gedichten (1907)
Inzender: Redactie, 30 november 2014
Geplaatst in de categorie: ouders