die dag was het doodtij
hij gleed gestaag voorbij
de uren vielen als los zand
op de ongelezen ochtendkrant
binnen oog- en oorbereik
hing de deurbel stil voor lijk
de telefoon hield zich ook al dood
waarmee hij een saaie aanblik bood
uit de radio kabbelden geluiden
die op niets bijzonders duidden
slechts wat slome variété
verder…
Om iets zocht hij hier een steen
om korrels van het zand te kloven
en in rijstpapieren regens
door het stille eb te gaan
waar hij dommelde een traan
met opgeheven blik naar boven
want hij bleef steeds weer geloven
dat de wind hem kon verstaan
Om iets zocht hij hier een steen
om zo het springend tij te lomen
maar het ingeslapen eb
zou in…
ik maak mijn voeten los
al voel ik de weerstand in mijn tenen
en begroet aarzelend de vrouw
die weet dat ze vergeten zal
langzaam loopt ze naar de zee
haar bange hand in die van mij
geef me een zoen, zegt zij
en veegt een schuimvlok weg…
Het tij is dood
maar toch bewegen ze
de golven in de zee
die nooit stilstaat
Ik laat me meevoeren
op hun eeuwige ritme
richting onbekend
Het tij is dood
leve de golven…
om niets waait hier de wind
in alle uithoeken
geen torenhoge schulden
lasten van restanten
in spiegelglas gevatte
landschapsparken
noch wolkenvelden
die heinden in verten
oplossen met overdrijven
hier in die zilte leegte
bedacht als adempauze
voor het doodtij
van een zee van ruimte…
Geen zuchtje wind, de zee is spiegelglad
in ‘t Oosten krijgt de kim een gouden gloed
het doodtij hunkert al weer naar de vloed
de maan heeft het op één haar na gehad.
Wat grutto’s zitten spetterend in ‘t bad
zeehondenmoeders passen op hun jongen
een bruinvis maakt wat dolle dwaze sprongen
de kiekendief is ook al vroeg op pad.…
heel zacht
opdat niemand mijn schreien hoort
Het is doodstil onder grauwe lucht
die stilte vreet heimwee in mijn hart
Niemand ziet dat ik voor mij vlucht
en mij verberg achter bergen smart
Het is doodstil als het vèr drie slaat
die stilte treedt almaar nader tot mij
Net of zij wenst dat ik het leven laat
en geleidelijk wegglijd in ’t doodtij…
kan ik alleen nog maar stil zitten staren
de tijd is toch zo al eindeloos uitgerekt
niemand kan het tij nog keren in doodtij
blijft in onze accu het zoutzuur bezweren
ellendige starheid beheerst ons leven
van langer leven ga je vroeger dood
ingepopte angst en slechte raadgever
oh de prachtige vlinder ochtendrood
blijven wij toch altijd als…