de zon schijnt
op ontbladerde bomen
takken gehuld in donkere herinneringen
stof in de zwervende wind
de trein raast in sporen
voorbij dierlijke klanken
achter gelaten in nevels
af en toe trekt een wolksluier op
haar nauwelijks
hoorbare snikken
ze zeggen dat ze lacht
een vrouw in foetushouding
weerspiegelt in stilstaand water…
Liever gebroken door de storm dan in een zachte
bries door houtworm weggevreten
maal ik zolang ik sta en wind vang door
tot mij het uur aanwaait van weten
of ik tot stof uiteenval, werkend ben versleten,
dan wel tot de gebrokenen behoor.…
De laatste levensglans lag over hem
In afscheidnemen en ontzeggen moeten
Van kleine vreugden, die het leven zoeten,
En iets gebrokens in gebaar en stem.…